82
ń
het instelwiel niet in de richting van de pijl drukt, wordt de instelling na 5 s.
automatisch opgeslagen. Het symbool A verschijnt nu constant en het knip-
pert niet meer.
In de automatisch-flitsenfunctie wordt de hoeveelheid flitslicht gere-
geld door de sensor van de mecablitz Let er daarom op, dat de bron
van het tegenlicht niet rechtstreeks op de sensor van de mecablitz
valt. De elektronica van de flitser zou daardoor in de war gebracht
kunnen worden.
Bepaal met de belichtingsmeer van de camera of met een losse belichtings-
meer de voor een normale belichting benodigde diafragmawaarde en be-
lichtingstijd. Let er daarbij op, dat de belichtingstijd op de camera gelijke
aan of langer is dan de kortste flitssynchronisatietijd.van de camera (hangt
van het type camera af: zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Voorbeeld:
Gevonden diafragmawaarde = 8;
Gevonden belichtingstijd = 1/60 s.
Flitssynchronisatietijd van de camera bijv. 1/100 s.
(zie gebruiksaanwijzing van de camera).
Beide gevonden waarden voor diafragma en belichtingstijd kunnen op de
camera worden ingesteld, daar de belichtingstijd langer is dan de flitssyn-
chronisatietijd.
Voor het bereiken van een plezierige opheldering van de schaduwen te krijgen,
wordt aanbevolen op de flitser een één stop lagere diafragmawaarde in te stel-
len dan de op de camera ingestelde. In het voorbeeld wordt op de camera dia-
fragmawaarde 8 ingesteld, op de flitser zou dat dus 5,6 moeten worden.
Als de mecablitz met een SCA 3xx2 adapter is uitgerust, en de camera auto-
matisch de diafragmawaarde naar de mecablitz overbrengt is met de hand
verstellen van de diafragmawaarde niet mogelijk! In dat geval kan in de
automatisch-flitsenfunctie met de hand een correctie op de flitsbelichting wor-
den ingesteld (zie hoofdstuk 14.).
Een correctie met de hand op de flitsbelichting bij de automatisch-flitsenfunc-
tie kan ook dan worden ingesteld, als de camera geen gegevens naar de
☞
mecablitz stuurt.
Correctie van de diafragmawaarde is dan niet meer nodig!
Tip:
Meet, indien mogelijk, de belichting van onderwerp en achtergrond apart.
Een correctiewaarde van -1 EV (= stop) tot -1 2/3 EV voor de diafragma-
waarde op de mecablitz, leidt naar ervaring tot de beste opnameresultaten
bij het invulflitsen!
9. De stroboscopisch-flitsenfunctie (Afb. 6)
Bij deze functie kunnen op één enkele opname meerdere flitsbelichtingen
worden gemaakt. Dit is vooral interessant bij bewegingsstudies en effectop-
namen (Afb. 6). Bij de functie van stroboscopisch flitsen worden meerdere
flitsen met een bepaalde flitsfrequentie afgegeven. De functie is daarom
alleen met een deelvermogen van maximaal 1/4 of minder te realiseren.
Voor een stroboscoopopname kan de flitsfrequentie (aantal flitsen per secon-
de) van 1 ... 50 Hz in stappen van 1 Hz en het aantal flitsen van 2 ... 50 in
stappen van 1 flits worden gekozen.
In de stroboscoopfunctie wordt geen waarde voor de filmgevoeligheid ISO
aangegeven. Bij het gebruik van de mecablitz met een adapter SCA 301 of
een camera die gegevens naar de mecablitz zendt, stelt de mecablitz deze
filmgevoeligheid automatisch in (zie gebruiksaanwijzing van camera en
SCA-adapter)!
Bij het gebruik van de mecablitz met een adapter SCA 3xx, de standaard-
voet SCA 301 of met een camera die geen gegevens voor de filmgevoelig-
heid zendt, moet de filmgevoeligheid voordat u voor de stroboscoopfunctie
kiest in de functies TTL, A of M worden ingesteld. De mecablitz neemt die
instelling dan ook over voor de stroboscoopfunctie.
Het maximaal mogelijke deelvermogen stelt zich in de stroboscoopfunctie
automatisch in. U kunt, ter wille van zeer korte flitstijden met de hand een
deelvermogen van tot 1/256 instellen. In het LC-display wordt de bij de
ingestelde parameers behorende geldige afstandswaarde aangegeven. Door
de diafragmawaarde of de opnameafstand te veranderen kunt u de aange-
704 47 0099.A3 54 MZ-4i 01.02.2007 13:41 Uhr Seite 82